Groentesoep is simpel, voedzaam en ontzettend flexibel. En dat maakt het juist zo leuk om te maken. Maar ik krijg vaak de vraag: “Welke groente hoort er eigenlijk in?” Het korte antwoord? Er is geen vast lijstje. Maar er zijn wel slimme keuzes die je soep altijd beter maken.
Als ervaren kok werk ik al jaren met de seizoenen mee, en ik kan je één ding zeggen: een goede groentesoep begint met de juiste basis. Daarna bouw je verder met wat je lekker vindt, of wat je toevallig nog in de koelkast hebt liggen.
De basisgroenten die altijd werken
Je hebt niet veel nodig om een smaakvolle groentesoep te maken. Maar deze groenten gebruik ik bijna altijd:
-
Wortel – voor wat natuurlijke zoetheid en kleur
-
Prei – zacht, aromatisch en vol smaak
-
Bleekselderij – geeft diepte en frisheid
-
Ui – onmisbaar voor een goede basis
-
Knoflook – voegt net dat beetje pit toe
Deze mix vormt een solide fundament. Snijd ze klein en fruit ze kort aan in wat olie voordat je de bouillon toevoegt. Zo haal je veel meer uit hun smaak.
Groenten voor meer variatie
Zoals je weet, hoef je je niet te beperken tot de standaard. Groentesoep is juist perfect om mee te variëren. Probeer ook eens:
-
Courgette – romig en licht
-
Tomaat – zorgt voor een frisse zuurtje
-
Paprika – voegt zoetheid en kleur toe
-
Doperwten – voor frisgroene accenten
-
Boerenkool of palmkool – lekker stevig, ideaal in de winter
-
Knolselderij of koolrabi – wat aardser en krachtiger van smaak
Mijn tip: kies per seizoen. In de zomer werk ik graag met courgette en tomaat. In de herfst kies ik eerder voor kool en knolgroenten.
Verse kruiden maken het af
Eerlijk? Zonder kruiden is soep gewoon… vlak. Met een paar verse takjes maak je het helemaal af:
-
Peterselie – klassieker, altijd goed
-
Bieslook – fijn voor een zachte uiensmaak
-
Selderijblad – vooral lekker bij rijkere soepen
-
Tijm – een subtiele hartige toon die goed past bij wintergroenten
Voeg ze op het eind toe, dan blijven de smaken fris en levendig.
